Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij zeide: [5]Heere! [6]heb ik nu genade gevonden in [7]Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. 5. Anders, mijne heren. 6. Dat is, zo gij mij waardig acht deze gunst, eer en vriendschap. Bij de mensen genade te vinden is hun gunst, toegenegenheid en vriendschap te bekomen. Zie onder hfdst.32 vs.5, en hfdst.34 vs.11, en hfdst.39 vs.4, enz. 7. Abraham spreekt een van hen aan, die de aanzienlijkste was, en dien hij naderhand bevond de HEERE te zijn.